Rechtszitting over aanpak bandenbedrijven met tijgermuggen

Rechtszitting over aanpak bandenbedrijven met tijgermuggen

Na meerdere keren uitstel, vindt aanstaande vrijdag bij de Rechtbank Rotterdam een zitting plaats naar aanleiding van een handhavingsverzoek dat stichting platform Stop invasieve exoten eind 2018 had ingediend. Het platform had de minister voor Medische Zorg gevraagd om handhavend op te treden tegen bandenbedrijven in Montfoort, Lelystad, Almere, Emmeloord, Hardenberg, Assen, Etten-Leur en Weert, waar in dat jaar tijgermuggen waren aangetroffen.

De minister verklaarde het verzoek aan het eind van de procedure niet-ontvankelijk omdat de bedrijfsnamen niet genoemd waren. Vervolgens vond de Rechtbank Rotterdam - na een vereenvoudigde behandeling van de zaak  dat in het handhavingsverzoek vermeld had moeten worden dat de minister bepaalde voorschriften aan de bedrijven had opgelegd. Omdat de minister in strijd met de wet het platform niet de mogelijkheid heeft geboden om het verzoek aan te vullen, en omdat de minister de bedrijfsnamen ten onrechte geheim had gehouden, is het platform in verzet gegaan tegen de uitspraak.

De tijgermug is een invasieve exotische mug die meer dan 20 virusziekten kan verspreiden, zoals dengue, zika en chikungunya. Een belangrijke invoerroute is de import van gebruikte banden uit gebieden waar de gezondheidsbedreigende mug algemeen voorkomt. Daar leggen de tijgermuggen eitjes in de banden. Die eitjes hebben water nodig om uit te komen. Daarom zijn de bedrijven op grond van de Wet publieke gezondheid verplicht de banden droog te importeren en droog op te slaan.

Wilfred Reinhold, voorzitter van het platform: De aanwezigheid van tijgermuggen bij een importeur duidt er dus op dat de voorschriften niet worden nageleefd: de banden zijn nat ingevoerd, of er is regenwater ingekomen. Het platform vroeg de minister eind 2018 om handhavend op te treden tegen de bedrijven waar dat jaar tijgermuggen gevonden waren. Omdat de minister alleen de gemeenten noemde en de namen van de bedrijven  naar later bleek: in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur  geheim hield, waren in het handhavingsverzoek geen bedrijfsnamen genoemd. Pas op het laatste moment van de procedure besloot de minister om die reden het handhavingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

Daarmee handelde de minister opnieuw in strijd met de wetgeving. Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht had de minister direct na ontvangst van het handhavingsverzoek het platform op dit gebrek moeten wijzen, en had zij het platform de mogelijkheid moeten geven dat gebrek te herstellen. Op basis van historische gegevens en wat zoeken op internet had het platform in het handhavingsverzoek dan een lijst met namen van alle bandenbedrijven in de betreffende gemeenten kunnen opnemen. 

Vervolgens kwam de zaak bij de Rechtbank Rotterdam, die na diverse keren uitstel besloot tot een zogeheten vereenvoudigde behandeling . Dit houdt in dat de rechtbank geen noodzaak zag om een zitting houden, waarin beide partijen (minister en platform) hun standpunten konden toelichten. De rechtbank sprak uit dat het platform in het handhavingsverzoek had moeten vermelden dat de minister aan de bedrijven voorschriften had opgelegd, en welke voorschriften precies waren overtreden.

Ook hier is artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing: de minister had direct na ontvangst van het handhavingsverzoek op dit gebrek moeten wijzen, en het platform in de gelegenheid moeten stellen om dit gebrek te herstellen. 
De zitting is op vrijdagochtend 26 februari om 10.35 uur bij de Rechtbank Rotterdam (Wilhelminaplein 100-125) en zal ongeveer 20 minuten duren.

Tiplijn